Leerprocessen bij paarden


Om een paard te kunnen opleiden tot een fijn meewerkende partner is het belangrijk te begrijpen hoe hij leert. Het uitgangspunt hiervoor is het natuurlijke gedrag wat ieder paard vanaf zijn geboorte vertoont en dus niet is aangeleerd. Hieronder vallen vluchtgedrag, schrikreacties, dagbesteding en kuddegedrag.

Hoe leert een paard vanuit zijn natuurlijke gedrag dingen aan? Een mens is in staat via inzicht te leren, bij een paard werkt het anders. Paarden leren door gewenning, observeren, inprenten en klassieke en operante conditionering. Dit hebben we al eens aangekaart in een bericht in februari toen uit onderzoek naar voren kwam dat paarden via belonen met voer veel sneller leren, dan vanuit het vermijden van iets naars.

Bij gewenning leert een paard door herhaling dat iets niet gevaarlijk is, bijvoorbeeld het langskomen van verkeer. De eerste vluchtreacties verminderen wanneer het paard er regelmatig aan blootgesteld wordt en merkt dat er geen gevaar dreigt. De prikkel van de omgeving blijkt niet belangrijk en het paard reageert er na verloop van tijd niet op. In onze lessen komen we dit tegen bij ruiters die hun benen niet stil kunnen houden waardoor ze onbewust iedere stap drijven en het paard hieraan gewend raakt en niet meer goed aan het been reageert.
Gewenning is echter omkeerbaar; als het paard een nare ervaring met het verkeer ondervindt kan het weer angstig reageren, maar ook een paard dat niet meer op been reageert kan weer leren op kleine hulpen te reageren.
Bij observeren wordt het gedrag van andere kuddegenoten gekopieerd en op deze manier eigen gemaakt. Ieder veulen leert op deze manier van zijn moeder en van de andere paarden waar het mee in contact komt. In het werk gebruiken we een ervaren paard om een jong paard gerust te stellen in nieuwe situaties en zo te leren wat de bedoeling is. Op deze manier leert een paard nieuw gedrag aan.
Bij inprenting leert het paard alleen in de periode van zijn jeugd waarin hij gevoelig is voor dit leerproces. Dit duurt vanaf een half uur na de geboorte tot 2 dagen erna en alleen in deze periode leert het paard voor de rest van zijn leven. Wie zijn moeder is bijvoorbeeld, contact met mensen en soortgenoten. In deze periode kent een paard bijna geen angst voor het onbekende en staat maximaal open voor prikkels.

Bij klassiek conditioneren wordt  een prikkel toegevoegd aan bepaald willekeurig gedrag wat een paard uitvoert. Door de prikkel steeds te koppelen aan het gedrag gaat het paard uiteindelijk het gedrag vertonen na het toedienen van de prikkel. Bijvoorbeeld tijdens voertijd het gerammel van de voerkar , het geluid betekent eerst niks maar het paard wordt onrustig na verloop van tijd omdat hij het koppelt aan het krijgen van voer.

Bij operante conditionering leert het paard door het maken van fouten of   door successen. Het paard leert door bekrachtiging of juist door correctie. Deze vorm van leren wordt het meest gebruikt tijdens de lessen. In algemene zin bestaat bijna de hele africhting van een paard uit het leren wijken voor druk. Gedrag dat beloond wordt neemt toe en gedrag wat gecorrigeerd wordt, neemt af.
Concluderend kunnen we dus stellen dat iedere ruiter zich bewust zou moeten zijn van de prikkels die hij een paard toedient en het effect op het paard daarvan. Ruiters beïnvloeden een paard met hun gewicht, hun teugelvoering, hun zit en beenligging en het gebruik hiervan. Als een ruiter zich niet bewust is van zijn eigen invloed, treedt bij het paard gewenning op en leert het paard dus minder reactie te geven op de ruiter. En we willen allemaal een paard dat licht te rijden is, dus je verdiepen in de leerprincipes heeft zeker zin voor het paardrijden!

bron; NHK

Comments are closed.